UTRECHT - Wie theologie wil gaan studeren, kan straks niet meer terecht aan de Universiteit
Utrecht. Aan die universiteit zijn sinds 1634 ‘de kweekelingen voor den hervormden
godsdienst’ gevormd.
De orthodoxe reputatie van de faculteit raakte omstreden door het professoraat van J.J.P.
Valeton, sinds 1877 hoogleraar Oude Testament en een omzichtig beoefenaar van de Bijbelkritiek.
Volgens Abraham Kuyper liet Valeton de faculteit zo diep zinken, ‘dat niemand die de
belijdenis der vaderen liefheeft, daarheen zijn zoon zenden mag’. Kuyper had in 1880 de Vrije
Universiteit gesticht, waar ‘de belijdenis der vaderen’ in ere was hersteld.
Het gevoelen van Kuyper leefde ook bij de studenten die niet met hem in Doleantie gingen en de
gereformeerde waarheid in de Hervormde Kerk bleven verdedigen. Zij beklaagden zich erover dat
geen van de hoogleraren gereformeerd genoemd mocht worden. Om kennis te krijgen van de
gereformeerde leer, kregen ze privéonderwijs van een orthodoxe dominee uit Utrecht, dr. A.W.
Bronsveld.
vrouwelijke studenten
Op donderdagavond konden ze terecht bij een andere dominee, dr. J.D. de Lind van Wijngaarden,
een van de oprichters van de Gereformeerde Bond, die met hen over theologische en pastorale
zaken sprak. In 1899 stichtten de bezwaarde studenten een eigen vereniging, Voetius, naar de
grondlegger van de faculteit. De vereniging bestaat nog steeds en geldt als een kweekvijver van
predikanten die de Gereformeerde Bond zijn toegedaan.
De Gereformeerde Bond streefde sinds zijn oprichting in 1906 naar een bijzondere leerstoel voor
de gereformeerde dogmatiek. Hij werd bekleed door H. Visscher, gevolgd door J. Severijn, C.
Graafland en A. de Reuver, klinkende namen in de geschiedenis van de Bond. Niet altijd stonden
ze in de traditie die ze wilden vertegenwoordigen. Zo negeerde J. Severijn de vrouwelijke
studenten die zijn colleges volgden: dat had Anna Maria van Schurman met Voetius toch beter
getroffen.
Bron: Nederlands Dagblad